Skip to main content

“The point I’m trying to make
We weren’t fully awake
We didn’t know the things you know
It seemed good to stick with growth”
_Your Ancestor

Nynke Laverman

De bescheiden Groene Voorouder Matthijs Schouten, bracht een grote zwerm aan generaties op de been op vrijdag 15 maart. Staatsbosbeheer had een stadion kunnen vullen maar moest het aantal beperken tot 450 mensen op Radio Kootwijk en een lange wachtlijst. Er is blijkbaar grote behoefte om mensen te ontmoeten en te ontdekken hoe wij onderdeel van natuur kunnen zijn. Bijna tegen de stroom in van politieke beslissingen en consumentengedrag. Er is wil tot verandering vanuit het hart, vanuit een moreel kompas.
De natuur in Nederland kent goede voorlevers en die groep groeit. Deze groep wordt zichtbaar meer divers en meer samenhangend, zij bereikt de lange termijn strategie van belangrijke Nederlandse bedrijven, veranderd onderwijs en wetenschap van binnenuit, raakt het hart van opgroeiende kinderen, middelbare scholieren en studenten in beroepsopleidingen. Het geeft diepgang aan kunst en zang en verbeelding, voorbij vermaak.
Matthijs vertelde ons over het belangrijke inzicht vanuit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Over de Groene Voorouder Rachel Carson (Silent Spring 1962) en de Club van Rome (Grenzen aan Groei 1972). Hoe daarmee het denken en bewustzijn begon te veranderen. Maar nu pas, lijkt het hart ervoor open te staan. Een ontwikkeling van 60 jaar, een beweging van generaties.
_ Paul Roncken

Symposium ‘de Groene Voorouder’
15 maart 2024
Speech Matthijs Schouten

Dierbaren,

Ik zal nu eindelijk maar eens uit de kast komen. Sommigen weten het, anderen wellicht niet: ik ben een hippie. Een oude weliswaar, maar toch nog altijd een hippie. Mijn coming of age, vond plaats eind jaren zestig en begin jaren zeventig, toen ik student was aan de universiteit van Nijmegen. In die tijd had een culturele wervelstorm vanuit Californië, via New York, Europa bereikt en die storm voerde ook mij mee. Er zijn aan deze storm diverse namen gegeven: hippiebeweging, flowerpower, beatnik movement. Wat voor naam we er ook aan verlenen, in diepste zin ging het om emancipatie. Emancipatie van de vrouw, emancipatie van minderheden, en dat wordt vaak vergeten, ook emancipatie van de natuur.

In 1962 was het boek ‘Silent Spring’ van Rachel Carson uitgekomen waarin zij beschreef hoe pesticiden die in de landbouw gebruikt worden, in voedselketens terecht komen. En dat boek was ingeslagen als een bom. In de tweede helft van de jaren zestig publiceerde NASA foto’s van de aarde gezien vanuit de ruimte: een kwetsbare lichtblauwe bol in een oneindig zwart heelal. Deze beelden werden iconisch. In 1972 verscheen het rapport van de Club van Rome onder de titel ‘Grenzen aan de groei’. We werden er ons in die tijd van bewust dat de aarde niet alleen kwetsbaar is, maar dat ze al zeer ernstig te lijden had onder menselijk handelen. Dat leidde tot een heftig debat: filosofisch en academisch, maatschappelijk en ook politiek, over de verhouding tussen mens en natuur. Daarin kwamen voor het eerst gezichtspunten naar voren die in het huidige discours over deze relatie nog altijd doorklinken; namelijk dat de mens niet buiten of boven de natuur staat; dat de natuur niet alleen betekenis voor ons heeft, maar ook voor haarzelf. De visies van niet-westerse culturen op de mens-natuur relatie werden ook steeds meer serieus genomen en het beeld van partnerschap met de natuur begon langzaam op te komen.
Dat alles bleef niet zonder betekenis. Er werden internationale verdragen gesloten rond behoud van biodiversiteit en rond natuurbescherming. In Nederland verscheen in 1990 het Nationale Natuurbeleidsplan. Een revolutionair plan. Want het was niet langer defensief in de zin van de natuur beschermen tegen de mens, maar offensief. Het ging om een werkelijk emancipatieplan voor de natuur, en de basis ervan lag in de ontwikkeling van een zogenoemde Ecologische Hoofdstructuur.
Er zouden bufferzones rond natuurgebieden aangelegd worden en ecologische verbindingszones tussen reservaten gevormd worden; er zouden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld worden; en terreinen die schade geleden hadden, zouden hersteld worden. Het ging om een nationaal plan voor emancipatie van de natuur; het is ook het sjabloon geworden voor het Europese Natura2000-programma.
Ik trad in 1993 bij Staatsbosbeheer in dienst en in 1999 werd ik benoemd op de door Staatsbosbeheer ingestelde bijzondere leerstoel Ecologie van het Natuurherstel aan de Wageningen Universiteit. Het waren gouden jaren. In het wetenschappelijk onderzoek en in de praktijk van het natuurbeheer richtten we ons op een magistraal project dat zou moeten duren tot ongeveer in deze tijd – en dat er toe zou moeten leiden dat de natuur een volwaardig partnerschap zou krijgen in onze samenleving.
En toen kwam in 2010 de man wiens naam ik nooit meer zal noemen: de nieuwe staatssecretaris voor natuur. En hij veegde met enkele pennenstreken alles van tafel.
De verdere ontwikkeling van de Ecologische Hoofstructuur, die nog maar half gerealiseerd was, werd stopgezet. Het overheidsbudget voor natuurbehoud werd gehalveerd en het natuurbeheer werd gedecentraliseerd.
Dat hij dat deed wekt geen verwondering. Zijn kleingeestige rancune jegens natuurbescherming is genoegzaam bekend. Maar dat hij dit kon doen, heeft mij enorm geraakt en verbaasd en heeft mij doen afvragen wat er nu eigenlijk misgegaan was in het emancipatieproces van de natuur. Uiteraard heerste er toen een economische crisis en bezuinigingen leken nodig. Maar in de cultuursector, die ook getroffen werd door de bezuinigingsdrift van het toenmalige kabinet, werd na heftig maatschappelijk protest de bezuiniging in aanzienlijke mate terug gedraaid.
Rond natuur bleef het echter oorverdovend stil. En dat terwijl onderzoek in die tijd uitwees dat twee derde tot driekwart van de Nederlanders waarde hechtte aan natuur. Velen vonden dat we deel uitmaken van de natuur en er ook goed voor moeten zorgen. Maar de uitkleding van het natuurbeleid kon zonder veel protest doorgaan. Inmiddels zijn we in Europa het slechtste jongetje van de klas geworden met betrekking tot de mate van instandhouding van de natuur. Even konden we nog denken dat Malta achter ons lag, maar nu alle gegevens binnen zijn, blijken we toch echt onderaan te bungelen. De trend die we hier in Nederland zagen optreden, voltrok zich ook internationaal, en zet zich nog steeds voort als we kijken naar de uitkleding van de Green Deal en naar hoe nu omgegaan wordt met de Natuurherstelwet.
We waren gaan beseffen dat we deel uitmaken van de natuur; we gaven beschouwingen over partnerschap met de natuur; maar uiteindelijk bleven we toch handelen als eigenaren en uitbuiters van de aarde.
Zo bleek dus het hemd nader dan de rok, zou je kunnen zeggen. De emancipatie van de natuur was als het ware blijven steken in wat ik een cognitieve dissonantie noem. Waarom in Godsnaam? We zeggen onszelf te zien als deel van de natuur, maar we handelen er niet echt naar.
Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat de oorzaak te zoeken is in het gegeven dat de veranderende beelden van de relatie tussen mens en natuur vooral het hoofd geraakt hebben – maar niet echt het hart. We waren anders over natuur gaan denken – wat overigens niet zonder betekenis is en ook van groot historisch belang genoemd kan worden – maar de zogenoemde natuur-cultuur dichotomie die sinds de Klassieke Oudheid het westers mens- en wereldbeeld bepaald had, bleef op gevoelsniveau gewoon intact.
In de jaren zeventig, een paar jaar nadat het rapport van de Club van Rome uitgekomen was, schreef de Amerikaanse politicoloog Lynton Caldwell dat er geen grotere misvatting is dan te denken dat de ecologische crisis te maken heeft met uitstervende soorten, met vergiftigde milieus en door de mens gemaakte lelijkheid. Deze zijn er allemaal mee verbonden,  maar – zo stelt hij – in diepste zin is de ecologische crisis een crisis van geest en ziel. Ze heeft te maken met de vraag wie wij – als mens – denken te zijn op deze aarde en met wat we zullen moeten worden om een duurzame toekomst te creëren voor onszelf en voor het overige leven op deze planeet. Deze stelling heeft altijd boven mijn bureau gehangen en het grootste deel van mijn werkzame leven bepaald.
Maar ik zou haar nu willen amenderen.
Het gaat er niet om wie we denken te zijn, maar om hoe we onszelf in deze wereld ervaren. Want denken alleen bleek niet voldoende. Nieuwe concepten over de verhouding tussen mens en natuur leidden niet werkelijk tot gedragsverandering. Daarvoor is blijkbaar meer nodig!
Daarom is deze tijd, en zeker deze middag , voor mij van grote betekenis.
De existentiële crisis waar ik in terecht kwam in het kielzog van de man wiens naam ik niet zal noemen, begint langzaam maar zeker te vervagen. We zitten wéér midden in een breed maatschappelijk discours over de relatie tussen mens en natuur, nu gedreven door een waarlijke stapeling van crises die voortkomen uit de erbarmelijke wijze waarop we deze aarde behandelden en nog steeds behandelen. En het debat is daarmee eigenlijk nog urgenter geworden dan het vijftig jaar geleden al was.
Weliswaar bekruipt mij regelmatig een gevoel van déjà vu, want over dat alles hebben we het toch al gehad……… We gebruiken nu andere termen;  we spreken over duurzaamheid en natuurinclusiviteit,  maar het gaat in wezen om dezelfde vraagstukken. En toch…. er is ook een jamais vu.  En dat is eigenlijk het thema van deze middag. Er komt in deze tijd ook iets naar voren wat toentertijd ontbrak. Het gaat nu niet alleen meer over cognities, maar ook over ervaring, over betrokkenheid, gevoel en verbinding.
Het gaat om datgene waar Martin Buber naar wijst op de eerste pagina van zijn boek ‘Ich und Du’. Daar beschrijft hij hoe hij een boom op verschillende manieren kan bekijken: als een vorm, als een proces, als een wetmatigheid, als een soort,  als een getal. Maar in dat alles –  zo stelt hij – blijft de boom een object en heeft hij zijn plaats en zijn tijd, zijn aard en gesteldheid. En dan voegt hij er deze magistrale zin aan toe: “Het kan echter ook geschieden, tegelijk uit wil en genade, dat ik bij het bekijken van de boom in een relatie ermee wordt opgenomen en dan is hij geen Het meer.”  In de termen van Buber wordt de boom dan een ‘Du’, een Gij.
In het debat van de vorige eeuw bleef de natuur uiteindelijk toch een ‘het’. Nu krijgt ze meer en meer de plaats van een ‘Gij’. En daarmee vervaagt dan ook op ervaringsniveau de scheiding tussen mens en natuur en kan tegelijkertijd het partnerschap met de natuur in alle domeinen van ons leven gestalte krijgen. Als een werkelijke partner, niet als een existentie achter hekken van reservaten, maar overal in ons leven aanwezig.
En dat dat echt aan het gebeuren is – in het onderwijs, in de moderne wetenschap, in het bedrijfsleven en in de kunst – zullen we vandaag horen.
Dierbaren, deze middag markeert voor mij een passage op persoonlijk niveau. Ik heb Staatsbosbeheer verlaten. Met enige weemoed, want meer dan dertig jaar lang was ik deel van een bijzonder familie. Wat je ook van Staatsbosbeheer vindt, en heel veel mensen vinden wel wat van Staatsbosbeheer, in de diepste zin gaat het om een verzameling van zo’n 1400 mensen die zich dag in dag uit met hart en ziel inzetten voor het welzijn van de samenleving; niet alleen de menselijke samenleving maar ook de samenleving van alle niet-menselijke wezens die ons land bevolken. En ze doen dat continu met in hun nek wat ik vroeger de hete adem van de politiek zou noemen, maar nu beter kan aanduiden als de kille adem van het politieke bestel.
Staatsbosbeheerders, ik ben blij dat jullie met zo velen gekomen zijn, het was een vreugde om met jullie te mogen samenwerken. Jullie blijven in mijn hart!
Ik ben ongelooflijk blij dat Staatsbosbeheer een fantastische opvolger voor mij heeft aangewezen: Jori Wolf. Zij is al aan het woord geweest en zij krijgt vandaag ook het laatste woord.
Ik dank mijn leidinggevenden, zowel bij Staatsbosbeheer als bij de Wageningen Universiteit, voor de enorme ruimte en vertrouwen die zij mij hebben geboden in mijn werk. Ik heb dat ervaren als een van de grootste geschenken uit mijn leven.
Enige tijd geleden ging ik met emeritaat aan de Wageningen Universiteit en door Covid heb ik daarbij niet kunnen stilstaan, maar hier wil ik wel zeggen dat ik in Wageningen fantastische collega’s heb ontmoet en fascinerende onderzoeksprojecten heb mogen uitvoeren. Dat wat mij echter de grootste vreugde bracht, was het onderwijs. Ik heb het onnoemelijke voorrecht gehad om heel veel jonge mensen te mogen begeleiden, niet alleen in hun academische ontwikkeling maar ook in hun coming of age. Het maakt me heel gelukkig velen daarvan hier vandaag aanwezig te zien en verschillende van mijn leerlingen zullen vanmiddag ook het woord voeren.

De geraniums moeten echter nog heel even wachten!

Want deze dag markeert voor mij nog een andere passage. Een passage naar een nieuwe en verdiepende fase in het emancipatieproces van de natuur. Nu is niet alleen het hoofd daarbij betrokken maar werken we ook vanuit het hart. En van die verdieping wil ik nog volop deel blijven uitmaken. Ik weet dat voor velen van jullie de moedeloosheid soms erg dichtbij is, zeker met een nieuwe regeringscoalitie in zicht wier visie op natuur ons doet gruwen. Maar houdt moed!
Er is een nieuwe beweging op gang gekomen, deels nog niet volledig zichtbaar en deels ook nog erg kwetsbaar. Maar het is een beweging die in mijn overtuiging niet meer te stoppen is. Ik zie veel van wat zich nu in de samenleving afspeelt als uitingen van angst en onzekerheid, die zich onvermijdelijk voordoen op weg naar een tipping point dat onherroepelijk zal voeren naar fundamentele veranderingen.
Vanmiddag betreedt een reeks verschillende mensen het podium, mensen waarmee ik het grote voorrecht heb te mogen samenwerken, en zij belichamen allemaal deze nieuwe beweging. De verscheidenheid van de terreinen waarop ze actief zijn, laat zien dat een werkelijk partnerschap met de natuur al verrassend ver begint door te dringen in de verschillende domeinen van onze samenleving.
Laten we vandaag vieren dat we deel zijn van een grote gemeenschap van leven. Laten we daarbij ook niet uit het oog verliezen dat wij, als mensheid,  deze gemeenschap ernstig gemaltraiteerd hebben. Laten we vandaag de handen weer in elkaar slaan in een hernieuwd voornemen om ons in te zetten voor het welzijn van deze wonderlijke aarde die ons draagt.
Laat mij dan als laatste het woord liefde uitspreken. Daarmee begint en eindigt toch alles.
Laten we liefhebben.
Foto’s _ Joep Bergfeld
X