Skip to main content

GEPUBLICEERD IN
Trouw

Een gezonde economie begint met grootschalig natuurherstel. Dat betoogt Willem Ferwerda, de huidige nummer 1 in de Trouw Duurzame 100 vandaag tijdens de jaarlijkse duurzame troonrede.
Als ecoloog en ondernemer zal ik het vandaag niet hebben over klimaatverandering, de vervuiling van de oceanen of duurzame technologieën. Wel over wat ik de kern van duurzaamheid noem: herstel van onze relatie tot de natuur – de ecosystemen. Want gezonde ecosystemen zijn de basis van ons bestaan. We zijn van ze afhankelijk voor ons voedsel, water, schone lucht, een stabiel klimaat, sociale en economische rijkdom, en ook voor ons geluk en welzijn. Er is vrijwel geen enkel publiek bediscussieerd onderwerp dat niet direct of indirect met landschappen verbonden is.
Klimaatverandering, de kwaliteit en zekerheid van ons voedsel, water en lucht, vervuiling, armoede, extreme droogte, overstromingen, uitsterving van soorten, veiligheid, vluchtelingen en migratie – het is onmogelijk om zinvol over deze thema’s te praten, zonder dat we het hebben over landschappen en de werking van ecosystemen.

Uiteengegroeid

De ecologie en de economie zijn al eeuwen geleden uit elkaar gegroeid. We hebben financieel kapitaal gecreëerd ten koste van natuurlijk en sociaal kapitaal. Dit heeft geleid tot overexploitatie waarbij we sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn gaan interen op onze ecosystemen, ons natuurlijk kapitaal. De laatste jaren zie ik de aandacht voor het milieu toenemen door de nadruk op klimaatverandering. Dat is een noodzakelijke en hoopvolle ontwikkeling die leidde tot het Klimaatakkoord in 2015. Maar er is ook een keerzijde. Door de dominantie van het technologische klimaatdebat gaat het vooral over CO2-voorspellingen, louter technische oplossingen, zoals elektrische auto’s en op energie gerichte projecten. Wat ontbreekt is het bredere kader en een visie met een ecologische en holistische aanpak.
Dat ligt ook aan de aard van de ecologie. Het is een op systeemdenken gebaseerde, complexe wetenschap, waarbij het gaat over biodiversiteit, de relaties tussen soorten en hun omgeving in de loop van de tijd. Dit, in tegenstelling tot studies als bouwkunde, rechten en financiën die het reduceren van complexiteit als doel hebben om praktische oplossingen te geven waar politici en bedrijven mee aan de slag kunnen. Het lukt ecologen onvoldoende om het hele verhaal te vertellen. En dat zie je terug in agenda’s en discussies over de toekomst van het landschap, tussen natuurbeschermers en boeren of vissers, het debat over dierenwelzijn in de Oostvaardersplassen, en ook in het onderwijs. Onlangs nog vroeg een student bedrijfskunde me of er een relatie was tussen planten en klimaatverandering. Het idee dat ecologie en ‘fotosynthese’ enorm kunnen bijdragen was nieuw voor hem.
In de afgelopen decennia heb ik de natuur met enorme snelheid zien aftakelen. Tijdens vluchten over de regenwouden van Zuid-Amerika zag ik hoe het bos onder me op schrikbarende wijze verdween. Het oerwoud veranderde in een ‘visgraatlandschap’ waarin een aangelegde weg steeds meer ‘aftakkingen’ kreeg en ruim baan gaf aan houtkap, mijnbouw, oliewinning en tenslotte de aanleg van enorme landbouwgebieden waarop soja, oliepalm, mais en andere gewassen werd geteeld. Miljoenen hectares met een enorme diversiteit aan soorten, zag ik veranderden in groene woestijnen, en daarna in kale, door de mens gecreëerde gebieden waar wind en water vrij spel kregen.

Grens in zicht

Sinds de Industriële Revolutie is het omzetten van ecosystemen in voor de mens bruikbare systemen enorm snel gegaan. Volgens het World Resources Institute is meer dan 2 miljard hectare van onze landschappen gedegradeerd, een gebied zo groot als de Verenigde Staten en China samen. Gedegradeerd wil hier zeggen dat door ontbossing, overbegrazing en erosie de ecologische functies als waterbeheer, landbouw, bosbouw en de algemene leefbaarheid in gevaar komen.
Dat is geen nieuws. Sinds het rapport ‘Limits to Growth’ van de Club van Rome in 1972 weten we al dat onze economie steeds meer is gebouwd op het drijfzand van het uitbuiten van natuur en landschap. En sindsdien wordt het in tal van publicaties steeds weer opnieuw bevestigd. Nieuw is dat de boodschap nu echt begint door te dringen, met dank aan de klimaatverandering.
Het probleem is vooral zichtbaar in gebieden met een watercrisis en bevolkingsdruk, zoals de landen rondom de Middellandse Zee, de Sahel, het Midden-Oosten, Zuidelijk Afrika en Zuid-Azië. De verwachting is dat door de toenemende bevolking, welvaart en gezondheidszorg, de vraag naar voedsel, water en biobrandstof enorm zal toenemen. Deze achteruitgang kan onvoldoende worden opgevangen door technologie en kunstmest, zo meldde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onlangs.
De huidige vorm van landbouw is verantwoordelijk voor 70 procent van al het verlies aan biodiversiteit, blijkt uit cijfers van het internationale initiatief The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Alleen in Nederland draagt de landbouw voor bijna 20 procent bij aan de totale Nederlandse emissies van broeikasgassen. PBL laat zien dat de maatschappelijke kosten van een te hoge hoeveelheid stikstof in Nederland 2 tot 5 miljard euro bedragen, dat betalen we via de belasting.
Het besef dat bijvoorbeeld grote wetlands en mangroves enorm veel waard zijn, werd duidelijk bij de tsunami in Zuidoost-Azië eind 2004 en de orkanen Katrina en Sandy in de Verenigde Staten. Het is triest te zien dat met de orkaan Harvey in Texas weinig is veranderd. Naast het menselijk drama, is de economische schade die ontstond door het weghalen van deze natuurlijke buffers enorm, die loopt in de miljarden dollars.

De kosten van degradatie

Op basis van zeer conservatieve schattingen heeft TEEB berekend dat het verlies aan mondiale natuur de samenleving in het jaar 2008 zo’n 72 biljoen dollar kostte. Dat komt overeen met wat er in 2008 wereldwijd werd verdiend, het bruto mondiale product van 76 biljoen dollar. In datzelfde jaar werd er aan natuurbehoud en -herstel door overheden, ngo’s en bedrijven slechts 21 miljard dollar uitgegeven. Een doekje tegen het bloeden.
Ik pleit dan ook voor de ‘restauratie-economie’. Dat wil zeggen, een economie die niet zoals nu ietsje minder slecht is, maar waarin het herstel van ecologische functies centraal staat. Het is fascinerend om te zien dat deze restauratie-economie al plaats vindt, soms door landen uit noodzaak, vaker nog door individuele acties. In het Loess-plateau in Centraal-China bijvoorbeeld. Daar is door massale boomaanplant en bodemherstel binnen 20 jaar een gebied ter grootte van België zodanig hersteld dat de landbouwinkomsten zijn verdriedubbeld met kwaliteitsproducten zoals appels, de levensomstandigheden van 2,5 miljoen mensen significant zijn verbeterd en de werkgelegenheid met bijna 20 procent is toegenomen.
In Java zijn door bodemdaling en ontbossing van mangroves delen van de kust teruggeslagen. Traditionele ingenieursoplossingen zoals golfbrekers en kribben werkten niet. Een Nederlands-Indonesisch samenwerkingverband is de kustlijn aan het herstellen, onder meer door de aanplant van mangroves waardoor ook de vispopulatie zal toenemen.
Ook in Nederland zijn zulke initiatieven te vinden. Circulair Friesland probeert de onder productiedruk lijdende groene woestijnen biodiverser, veerkrachtiger, mooier en daarnaast productiever te maken. In Zuid-Holland is het initiatief ‘Groene Cirkels’ ontstaan waarbij bedrijven, burgers en lokale overheden samenwerken om problemen in het landschap op te lossen. Zo wordt waterberging gecombineerd met melkveehouderij en biodiversiteit, en worden bijenlandschappen aangelegd rond bedrijventerreinen.

Offensief

Het zijn eerste stappen, het moet nu sneller, grootschaliger en ‘systemischer’. Er is een politiek-economisch offensief nodig om de miljarden hectares aangetaste grond te herstellen. Nederland kan hier een unieke rol spelen omdat we veel weten van watermanagement, landbouw en voedsel en gewend zijn aan samenwerken. Een aantal voorstellen:
Creëer met de overheid, banken en pensioenfondsen een nationaal investeringsfonds van 1 miljard euro. Werk met boeren en vissers als beheerder en hersteller van ons ecosysteem. Zij zijn onderdeel van de oplossing, biedt hen perspectief.
Regel in een klimaatwet beprijzing van CO2-uitstoot.
Start een topsector ‘ecosystemen’ met als eerste prioriteit om een programma in het Midden-Oosten op te zetten dat vrede, vluchtelingen, banen en herstel van ecosytemen combineert.
Besteed in alle lagen van het onderwijs veel meer aandacht aan natuur en ecosystemen.
Wij moeten onze aarde, ons ‘life support system’ herstellen, en als ondernemers, journalisten, wetenschappers, politici, ouders en burgers dit Grote Verhaal vertellen. En vooral luisteren naar problemen van de degenen die verbonden zijn aan het land en water: de boeren, de vissers, de lokale ondernemers in het buitengebied. Zij hebben vaak de antwoorden waar lang niet naar geluisterd is, en zijn gereduceerd tot producent ten koste van hun rol als rentmeester.
(Dit is een ingekorte versie van de duurzame troonrede die ieder jaar op Duurzame Dinsdag, twee weken voor Prinsjesdag, wordt uitgesproken.
De volledige tekst kunt u hier lezen Duurzame troonrede Willem Ferwerda 5 september 2017)
X