Het zijn de filosofen die ons oproepen om beter te gaan luisteren, naar bomen, naar dieren, naar de zee. We moeten luisteren naar wat zij ons te te vertellen hebben, ons in hen inleven, van ze gaan leren. Het zijn projecten als de Ambassade van de Noordzee die wil, ik citeer, ‘onderhandelen namens de zee en het leven in de zee’.
En het is allemaal zo goed bedoeld. Maar tegelijkertijd spreekt er ook een weigering uit om het Vreemde vreemd te laten zijn. De boom, het dier, de zee, de Ander wordt hier ontdaan van zijn Andersheid, van zijn fundamentele verschil.
Inmiddels zijn ze in de wetenschap zelfs een heel eind op weg om met behulp van AI de taal van bijvoorbeeld walvissen en vleermuizen te ontcijferen. Alleen blijkt nu dat die vleermuizen maar weinig interessants te vertellen hebben. Een beetje keuvelen over eten, meer is het niet.
Met sommige dieren praten we natuurlijk ook al veel langer. Via gebarentaal is het ons bijvoorbeeld gelukt om met gorilla’s en chimpansees te praten, dat gebeurt al sinds de jaren ’60. Maar het grappige is: in al die tijd heeft geen aap ooit een vraag gesteld.
Geef me een banaan, dat zeggen ze wel. Maar ze vragen nooit: wat doe ik hier, waarom zit ik in een hok, wat is daarbuiten?
Het enige dier waarvan bekend is dat het ooit wel een vraag heeft gesteld aan een mens was de grijze papegaai Alex. Hij wilde weten wat voor kleur hij had.
Zijn dieren dan minder nieuwsgierig? Misschien toch gewoon minder intelligent? Klopt het dan dat de mens Echt Heel Erg Bijzonder is?
En zo zie je dus precies wat er zo gevaarlijk is aan de communicatie met dieren. Zodra je denkt iets te begrijpen, wordt het ook makkelijker weg gezet. Als minder, lager, niet zo interessant.
Terwijl: wie weet wat voor andere communicatiemiddelen dieren allemaal nog hebben? Middelen die onze oren misschien wel helemaal niet kunnen horen, onze ogen niet kunnen zien, onze hersenen niet kunnen begrijpen.
Of wie weet: misschien stelden al deze dieren wel geen vragen omdat ze het antwoord al wisten.
Tegenwoordig heerst er een drang om alles op onszelf te doen lijken. En als het dat niet doet, dan duwen we het weg. Halen het naar beneden, vallen het aan of maken het kapot. Want dat gebeurt in een wereld waarin alles begrijpelijk en herkenbaar moet zijn. Dan vormt dat wat niet herkenbaar is een bedreiging. Of het nu de asielzoeker, de wolf of de dood is.
Dus hoe doorbreken we dit? Hoe maken we dood weer onderdeel van het leven? Dat is de vraag waar het vandaag om draait. En nu werd in de aankondiging vermeld dat ik het hier zou hebben over, ik citeer: ‘de rituelen die we kunnen invoeren om de dood als het Andere te zien en daarmee weer vrolijk te gaan leven.’ Maar dat is echt een misverstand, want zo werkt het niet. Een ritueel ‘voer’ je niet zomaar in.
Het is waar dat we nieuwe rituelen nodig hebben, net zoals we ook nieuwe verhalen nodig hebben. Verhalen en rituelen vooral die onze hoogmoed temmen, het ego indammen, die ons laten ervaren, doen voelen, dat we deel uitmaken van een groter geheel. Maar zo’n ritueel of verhaal bedenk je niet in je eentje. Of met een denktank of tijdens een lezing. Het punt is nu juist dat rituelen de individuele ervaring ontstijgen, ze werken drieledig, schrijft Han, ze verbinden je aan de grond (aan de voorouders dus die het altijd ook al zo deden), aan de hemel (oftewel aan de goden) en aan elkaar, de gemeenschap. Wie denkt dat zo’n ritueel even bedacht kan worden en ingevoerd, getuigt van hetzelfde maakbaarheidsdenken dat tegenwoordig juist zo problematisch is.
Dus wat dan? Alles begint, zou Han zeggen, en ik zeg het met hem mee, alles begint met nederigheid. Het besef dat de wereld oneindig veel groter is dan ons eigen hoofd. Dat we niet alles kunnen doorgronden, begrijpen, vertrouwd maken. Dat we het Vreemde vreemd moeten laten zijn.
En dat is eng, want die monolitische vreemdheid tegenover ons, zoals Han het noemt, is ook bedreigend. Dus natuurlijk willen we de angst bezweren, ons veilig voelen, de dood is tienduizenden jaren heel dichtbij geweest, ik noem maar wat, gedurende de renaissance was de gemiddelde leeftijd waarop mensen stierven 18 jaar, daar willen we niet naar terug. En natuurlijk wil iedereen ook zo lang mogelijk leven, liefst in goede gezondheid. Maar om dat leven glans te geven, het te laten bruisen, het niet on-dood te laten zijn, is het juist nodig om het ongemak en de angst en de frictie te laten bestaan.
Er moet meer ruimte voor het vreemde komen. Meer wilde, ongetemde, oncontroleerbare, onveilige natuur, dat sowieso. Maar dat gaat nog wel even duren. Op persoonlijk, medemenselijk niveau daarentegen is de beste manier om dat vreemde te verwelkomen eigenlijk heel simpel: laat de ander een ander zijn.
Ga er niet vanuit dat we diep van binnen allemaal hetzelfde zijn, zoals zo vaak wordt gesteld. Of dat liefde en verlies en rouw voor ons allemaal hetzelfde voelen. Want, zo weet ik sinds kort uit eigen ervaring, om maar wat te noemen: het verdriet van een moeder die haar kind verliest is onvergelijkbaar met het verdriet van een andere ouder die hetzelfde overkwam. Die Surinaamse begrafenis waar ik het eerder over had, was namelijk voor de zestienjarige zoon van mijn beste vriendin: het was zijn ziel die we naar zijn laatste rustplaats brachten. In de maanden daarna las mijn beste vriendin elke roman en elke memoir over het verlies van een dierbare dat ze maar kon vinden, ze las Tonio, ze las Rauw, en ze herkende zich helemaal nergens in.
Elke ervaring is subjectief en onreproduceerbaar, elke band uniek. Er zijn dingen die je nooit zult begrijpen, tot ze je overkomen, en dan nog zul je ze anders beleven dan een lotgenoot. Want mijn hoofd is beperkt en hoezeer ik ook mijn best doe, uiteindelijk is wat ik denk te herkennen in een ander toch vooral mezelf. En juist van dat zelf moeten we loskomen.
Laat de zee dus de zee zijn, de vleermuis de vleermuis, de aap de aap, laat het vreemde vreemd en de Ander anders zijn. Je hoeft het niet te begrijpen, niet te doorgronden, om het laten bestaan. En misschien dat we zo, door zelf al die kleine beetjes vreemdheid te accepteren uiteindelijk dan ook weer die Ultieme Ander, de dood, terug het leven in kunnen verwelkomen. Want, zoals bekend, ze horen bij elkaar.
_ Marian Donner
De dood in de natuur
Groeneveld Dialoog, 16 oktober 2025