Zwijgen over de natuur als miskend genie
Het is tijd om iets te bekennen. Ik weet niet wat natuur is en ik heb ook niet het gevoel dat natuur gezond is voor mij.
Wat ik wel weet, is dat ik van de stilte houd en van het zwijgen. Liever dan praten over wat ik denk te weten van natuur, zwijg ik erover. Dat zwijgen doet me goed en het voelt gezond voor me. Erover praten, er geld voor inzamelen, het onderwijzen, er reizen voor organiseren; dat gaat in tegen mijn eigen natuur. Erover zwijgen geeft me ruimte om het op een heel andere manier tegemoet te treden.
Maar, ik heb ook een zwak voor de betekenis van het woord ‘natuur’. Op de één of andere manier is tijdens mijn leven ‘natuur’ bekend komen te staan als een underdog, een miskende krachtbron. Onverwoestbaar, maar ook onbemind. Helend, maar niet erkend. Altijd aanwezig, en toch niet aanwijsbaar. Een vereniging van tegenstellingen. Aan de ene kant een miskenning en aan de andere kant een niet-te-ontkennen aanwezigheid. Natuur als miskend genie. Ik geef toe, dit zegt veel over het wereldbeeld dat zich blijkbaar in mij heeft genesteld. Het leven laat zich voor mij kennen als een ontroerende miskenning en ‘natuur’ is het woord bovenop een breuk waarmee ik ben opgegroeid en iedere nieuwe dag kan worden gemarkeerd met een zie-je-wel-dacht-ik-het-niet. Soms als zucht, soms als binnenpret, soms als woede.
Als ik op zo’n moment zwijg, dan ben ik mij bewust van mijn eigen perceptie. Dan realiseer ik me: het is niet de werkelijkheid die miskenning nodig heeft, ik ben het zelf die telkens weer een miskenning wil ervaren. Het gevoel van miskenning is lekker om 1) me uitverkoren te voelen omdat ik de werkelijkheid wél goed doorzie, een ervaring die ik deel met samenzweringsdenkers; 2) me veilig te voelen omdat ik aan de goede kant van de geschiedenis sta samen met zoveel andere goeddoeners; 3) me echt verwilderd te voelen omdat ik de rauwe aard van natuur erken samen met alle niet menselijke levensvormen.
In zekere zin is mijn onbewuste zelfkant verslaafd aan de miskende betekenis van de ‘natuur’ en probeer ik met mijn zwijgen mijn verslaving te doorbreken.
‘Niemand hoeft genezen te worden van zijn eigen ziekte, zijn universele ziekte, daar moet hij naar laten kijken’ uit: Djuna Barnes’ Nachtwoud 1936, hfd II.
Daarom, geef ik toe, weet ik niet wat natuur is, anders dan de aangeleerde betekenis die ik er iedere nieuwe dag weer aan geef, met lekkere verslavingsgevoelige oppeppers. Zolang ik erover zwijg en ruimte maak voor andere manieren om het tegemoet te treden, beweeg ik heel langzaam in de richting van een nieuwe betekenis, of liever nog: geen betekenis. Geen betekenis is ook mogelijk, liminaal. Soms vang ik daar een flard van op en dat voelt goed en gezond.
Ik wens alle lezers een zomertijd toe met liminale vergezichten.
Naschrift:
Steeds vaker hoor of lees ik dat in plaats van het woord ‘natuur’, een verwijzing mogelijk is naar specifieke planten, stenen, dieren, etc. Als om de spraakverwarring over ‘natuur’ te vermijden en in plaats daarvan te wijzen op iets dat (plek)specifiek bestáát. Maar ook dit is iets anders dan ‘zwijgen’. Zoals Lorraine Daston heeft opgemerkt in haar boek(je) ‘Against Nature’ (2019): de westerse filosofie maakt sinds haar bestaan onderscheid tussen specifieke natuur, lokale natuur en universele natuur. En in het licht daarvan verschijnt ook de schaduwkant, wat hierin niet thuishoort en daarmee ‘on-natuurlijk’ is. Deze on-natuurlijke kant laat zich op haar beurt kennen door drie typisch westerse, bijhorende emoties: horror, vrees en verwondering. Met mijn inzet op zwijgen, vermijd ik liever het onderscheid in natuurlijk en on-natuurlijk en daarmee ook deze emoties, ook al heb ik een zwak voor de literaire en filmische kwaliteiten die deze emoties oproepen.
_Paul Roncken
Deze zomer-stilte-brief is de blik van Paul op vraag 7 van de 16 WIJ ZIJN NATUUR vragen. ‘Is er een plek in de natuur waar jij je niet veilig voelt? Wat kun je aanleren om je toch veilig te voelen?’
