Ik herinner met dat ik me op een bepaalde dag overgaf aan het gegeven dat mijn geliefde verdwenen was, en op mijn buik ging liggen in de buurt van die tamme kastanjes. Het was alsof de wazigheid over mijn perceptie verdween. De wind woei tastbaarder en de zon scheen feller en een veldje met gras danste. Een herinnering aan mijn kindertijd.
‘Stilte is helend’, zegt men, maar oh wat kan stilte pijn doen. In de stilte wordt zichtbaar wat ik liever niet onder ogen zie: verlies, onbegrip, machteloosheid. Maar, door daar niet van weg te lopen, opent zich ook iets anders.
Joanna Macy noemt dit de helende kracht van rouw: pijn onthult onze liefde voor wat ons dierbaar is. In stilte voel ik tegelijk de pijn van gemis én de verbondenheid die daarin besloten ligt. Zo wordt stilte helend, juist omdat ze pijnlijk is.
Mijn ervaring met stilte afgelopen maanden ervaar ik als een scheidingswand ten opzichte van de wereld om mij heen, waarin stilte zeldzaam of verdrongen is. Zeker ook in onderwijs is het altijd praten, toetsen, samenwerken — maar nauwelijks ruimte om te zwijgen en te ervaren. Politiek debat is stemverheffing, retoriek, voortdurend spreken. Stilte wordt gezien als zwakte of gebrek aan argument. De samenleving verworden tot een groot haastig voortgaan, de economie van voortdurende ruis. Wat zouden we horen als we stiller zijn?
Wat zich aandient is rouw. Rouw om verval, verlies, vergankelijkheid. Rouw om landschappen, waarin de vogel en het insect ontbreekt, en rouw om onze eigen tamelijk korte levens. En dat is hoogwaardig. Vergeef me als ik overkom als masochist, en ik wil pijn niet vergelijken. Wat ik wel wil zeggen is dat een ervaring van verbondenheid niet alléén te ervaren is via (intense) liefde, maar ook via dat wat pijn doet. En ik denk vooral: we hoeven daar niet angstig voor te zijn.
Dierbaren vragen of ik nu bang ben voor de bergen, of boos ben op die plek. Ik kan daar geen eenduidig antwoord op geven. Beter kan ik uitleggen hoe ik nu terugkijk op dat moment in het gras naast de tamme kastanje. Met een gedicht van Martin Bril (2002).
Wat we willen:
momenten
van helderheid
Of beter nog: van grote
klaarheid
Schaars zijn die momenten
En ook nog goed verborgen
Zoeken heeft dus
nauwelijks zin, maar
vinden wel
De kunst is om zo te leven
Dat het je overkomt
Die klaarheid af en toe.